In een vorig artikel heb ik uitgebreid aandacht besteed aan de (onderlinge) vorderingsovereenkomst. In dit artikel gaan we in op de vergoedingsrechten die kunnen ontstaan tijdens een relatie.
Binnen de meeste huwelijken en geregistreerd partnerschappen is er vaak sprake van gezamenlijke eigendommen. Denk hierbij aan een woning, boot of een kunstwerk die samen is gekocht. Op het moment dat het huwelijk of geregistreerd partnerschap eindigt, worden deze gemeenschappelijke eigendommen verdeeld. Indien een van beide partners meer heeft geïnvesteerd dan de andere partner, kan dat leiden tot vergoedingsrechten.
Het ontstaan van en vergoedingsrecht
Als partner 1 met eigen middelen investeert in het vermogen van partner 2, of als bijvoorbeeld partner 2 een groter deel investeert in gezamenlijk vermogen dan partner 1, is er sprake van een ongelijke (economische) eigendomsverhouding.
Voorbeeld:
Partner kopen gezamenlijk een woning van €250.000,00, partner 1 betaald uit eigen middelen € 50.000,00. De overige € 200.000,00 wordt door middel van een gezamenlijke hypothecaire lening gefinancierd. Op het moment dat de relatie stuk loopt, zal partner 1 over het algemeen de geïnvesteerde inleg -€50.000,00- terug willen.
Eigen middelen/ eigen vermogen
Dit is het vermogen dat enkel van één van beide partners is. Bij gehuwden en geregistreerd partners is dit vaak vastgelegd in de huwelijkse of partnerschap voorwaarden. Daarnaast is het mogelijk dat één van beide partners een erfenis of schenking heeft ontvangen onder uitsluiting -dat is een voorwaarde die de schenker of erflater heeft gesteld, die inhoudt dat de schenking of de erfenis niet in de goederengemeenschap valt-. Dit geldt voor huwelijken en geregistreerd partnerschappen gesloten tot 1-12018, daarna nieuwe wetgeving
Wat is de waarde van mijn vergoedingsrecht
Voor investeringen die zijn gedaan vóór 1 januari 2012 geldt de ‘nominaliteitsleer’. Dit houdt in dat het ‘terug te krijgen’ vergoedingsrecht even groot is als het bedrag dat is ingelegd uit eigen middelen.
Voor investeringen die zijn gedaan op of na 1 januari 2012 geldt de ‘beleggingsleer’; Dit betekent dat de waarde van het vergoedingsrecht wordt bepaald naar evenredigheid met de deel verhouding tot de inleg en de totale waarde op het moment van inleg. Het daadwerkelijke bedrag kan dan dus hoger of lager uitvallen.
Voorbeeld:
In ons voorbeeld is die deelverhouding dus (50.000/250.000=) 20%. Wordt bij het eindigen van de relatie de woning verkocht voor € 300.000,-, bedraagt het vergoedingsrecht dus € 60.000,- (20%).
Samenwoners en vergoedingsrechten
Voor gehuwden en geregistreerd partners is de regeling vergoedingsrechten expliciet opgenomen in artikel 1:87 BW1, voor samenwoners niet. Voor deze groep geldt het algemeen vermogensrecht (boek 3 BW). Het is verstandig om afspraken in een situatie tussen samenwoners goed vast te leggen. In beginsel geldt ook voor samenwoners: investeringen na 1 januari 2012 vallen onder de nominaliteitsleer.
Opeisbaarheid en verjaren vergoedingsrecht
Het vergoedingsrecht ontstaat op het moment van de investering en is per direct opeisbaar. Vergoedingsrechten verjaren wel, het is dus zaak om tijdens je relatiebreuk of het scheidingsproces aandacht te besteden aan de verdeling van eigendommen en daarbij horende vergoedingsrechten.
Mijn advies is leg de financiële kant van je relatie goed vast. Zo ook afspraken over een vergoedingsrecht of draagplicht overeenkomst, kan ik helpen, hoor ik het graag.